Bij deze atleet is het goed om de opname van een jaar eerder er even bij te pakken.
Er is, vooral met loopscholing, hard gewerkt om de looptechniek te verbeteren. Deze aanpak had, zoals altijd, verdeeld succes. Er is weinig aandacht besteed aan het lopen op snelheid.
Wat is er verbeterd?
- Het bekken zit nu recht onder de romp en wordt, tegen de verwachting in, meteen goed gebruikt.
- Vooral de extreme voorpendel is nagenoeg verdwenen. Knie blijft nu gehoekt en hamstrings worden goed gebruikt.
- De armen worden nu gebruikt voor het opwekken van de nodige torsie.
Wat gaat er mis?
- Met de armen wordt naast torsie nu ook wat rotatie opgewekt.
- De achterpendel is verbeterd maar het zwaaibeen blijft nog achter 'hangen'.
- De romphouding is nu licht voorover.
De eerste drie punten zijn waarschijnlijk sterk aan elkaar gerelateerd. De door de armen opgewekte rotatie kan het te trage zwaaibeen kompenseren. Bij de landing moet de rotatie weer geneutraliseerd worden, iets wat licht vooroverhangend het makkelijkst gaat.
- Spanning in schouders.
- De paslengte is erg afgenomen. De verticale component in de stuwing is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een (gewenste) zuivere horizontale. Het gebrek aan vluchttijd kan de atleet nu goed met frequentie compenseren door kortere voor- en achterpendel. De horizontale stuwing vraagt echter om een vele reactievere loopstijl zodat paslengte beter behouden blijft.
Hoe nu verder?
De atleet is duidelijk nog niet gewend aan zijn nieuwe loopstijl en is daardoor juist nu ontvankelijk voor correcties.
- Er zal meer gewerkt moeten worden aan reactiviteit. Lopen op snelheid, gedwongen loopvormen.
- De achterpendel moet verkort worden door specifieke vormen gericht op buik en illiopsoas.
- Timing van de armen is slordig en geforceerd, vormen met variaties in snelheid en frequentie kunnen dit verbeteren.